
Beschrijving kerkuil
VERSPREIDING VAN DE KERKUIL.
De kerkuil kent 35 varianten die over de gehele aarde zijn verspreid, behalve op Antarctica. Het leef- gebied is een open en halfopen landschap. De kerkuil komt vrijwel niet voor in bergachtige gebieden en op plaatsen waar langer dan 7 tot 8 weken sneeuw ligt. Er zijn twee varianten, die in Nederland voorkomen.
ALGEMENE KENMERKEN VAN DE NEDERLANDSE VARIANTEN.
a. Het gezicht is wit met een donkere, hartvormige rand.
b. De ogen zijn groot en donker en bevinden zich aan de voorzijde van de kop.
c. De poten lang.
SPECIFIEKE KENMERKEN VAN DE NEDERLANDSE VARIANTEN.
a. De bovenzijde is geelbruin of grijs gekleurd
b. De onderzijde is geelbruin of wit bedekt met kleine lichte en donkere stipjes.
De geelbruine kleur is van de meeste voorkomende variant “Tyto alba Guttate”.
De witgrijze kleur is van de zeldzaam voorkomende variant “Tyto alba alba”.
UITRUSTING VOOR DE DUISTERNIS.
De kerkuil is een nachtvogel, die bij het invallen van de duisternis zijn voedsel zoekt. Bij volslagen duisternis ziet ook een kerkuil ziet en is dan aangewezen op niet gebruikte voedselresten in zijn nabijheid. De kerkuil is derhalve afhankelijk van zijn sterk ontwikkelde gezichtsvermogen en gehoorvermogen. De ogen van de kerkuil zitten onbeweeg-lijk in de oogkassen. De vogel kan zijn kop 270 graden naar rechts en links draaien, om een andere richting in te kijken, waarbij de romp op zijn plaats blijft. Het gezichtsver-mogen bij uilen is 100 keer groter dan bij de mensen, door de grootte en constructie van de ogen.
Het gehoorvermogen bij uilen is zeer goed ontwikkeld. Veel soorten uilen hebben “oorpluimen”, deze hebben echter niets met het gehoor te maken. Het goede gehoor heeft te maken de bijzondere bouw van het gehoororgaan. Aan de rand van de sluier bevinden grote ooropeningen, die aan de voor- en achterzijde zijn voorzien van oorkleppen. Deze kleppen zijn eigenlijk stevige huidplooien, die bezet zijn met stevige veertjes. Deze plooien dienen voor afscherming van ooropening bij geluidsoverlast en als “richtmicrofoon”, die alle kanten kan opdraaien. De mooie hartvormige sluier van de kerkuil werkt als een geluidsontvanger.
Naast een uitstekend gezichts- en gehoorvermogen vliegt de kerkuil geruisloos. Het lichaam is smal en bedekt met veel lichte veren en weegt slechts tussen 300-400 gram. De brede vleugels hebben een spanwijdte van bijna een meter. De kerkuil zweeft met een lage snelheid (15 tot 20 km per uur) over de grond om prooidieren te zoeken.
LEEFGEBIED
Het leefgebied van de kerkuil bestaat in Nederland en omringde landen grotendeels uit half open cultuurlandschappen met allerlei kleinschalige elementen. Zoals gras- en bouwland begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen en bosjes, maar ook ruig begroeid en slecht onderhouden grasgebieden. Vermeden worden grootschalige open akkerbouwlanden en uitgestrekte bosgebieden.
MENU
De kerkuil is een van de weinige soorten uilen, waarvan het voedsel uitgebreid is onderzocht. Uit de braakballen, de onverteerbare prooiresten, is vastgesteld dat het voedsel van de kerkuilen voor 98% uit allerlei soorten muizen bestaat. Vogels, amfibieën en ongewervelde dieren vullen het menu aan.
Muizen komen voor in korte ruige vegetaties, lichte hellingen, bermen, niet te natte dijken, heggen, heide en duinen. Van tijd tot tijd heerst er een muizenplaag. Deze cyclus van 3 tot 5 jaren begint met een lage populatiedichtheid en eindigt met topjaar. Goede muizenjaren zijn in de regel goede broedjaren voor de kerkuil.
STRENGE WINTERS
Strenge winters kunnen een negatieve invloed hebben op de populatiestand van de kerkuil. De meeste prooidieren brengen de winter door in diepliggende holen. Door het verdwijnen van graanschuren en graanmijten is een substantiële voedselbron voor muizen verloren gegaan. De kerkuilen kunnen slechts 5 tot 8 dagen zonder voedsel, omdat zij maar weinig vetreserves aanleggen.
De voedselbehoefte bedraagt tijdens broedseizoen per etmaal 70-80 gram.
Gedurende strenge vrieskou van -10 tot -15 graden is de voedselbehoefte 150-200 gram.
BESCHERMING KERKUILEN
De kerkuil is een “rode lijst soort” dat wil zeggen, dat deze uil door het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen is als een soort, die extra aandacht en bescherming verdient. Ten gevolge van de strenge en sneeuwrijke winter van 1978/1979, was het aantal broedparen van de kerkuilen gedaald tot 100. Een aantal enthousiaste vrijwilligers is toen begonnen met het ophangen en controleren van nestkasten. Dankzij de inspanningen de Vereniging Vogelbescherming Nederland is er een netwerk van kerkuilenbeschermers ontstaan met landelijke dekking. Eind 2004 is het kerkuilen- beschermingswerk onder gebracht bij de Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland. De leden van de werkgroepen maken en plaatsen nestkasten, ringen uilen en verzamelen ringgegevens, waardoor er meer inzicht wordt verkregen in de opbouw van de kerkuilenpopulatie en het gedrag van de individuele uilen. De ringgegevens van de dood gevonden of teruggevangen kerk- uilen worden verzameld en opgeslagen.
Door een actief beschermingsbeleid is het aantal broedparen in 2012 gestegen tot 2600 broedparen.